Onhoorbare woorden

Ergens hier ver vandaan, in een ziekenhuis. Omdat het daar moest zijn. Voor ons op tafel twee dampende bekers koffie. Voor me lag het boekje dat ze voor me had meegenomen. Ik las, stelde vragen, probeerde te begrijpen. Boven op de afdeling lag haar dochtertje te slapen in een bed vol beren. Ze had de sonde, die via haar neus een weg naar haar maagje vond, even daarvoor met protest geaccepteerd.

In Amsterdam. Daar schrijf ik nieuwe hoofdstukken als copywriter. Woorden stromen. Mijn vingers als wapen. Ik ben nieuw in het vak, maar mijn collega’s kijken tevreden naar mijn ontwikkeling. Het gaat me aardig af. Misschien kan ik wel beter schrijven dan praten.

Dat praten niet altijd makkelijk is, dat weet ik al lang. Mijn woorden komen vanaf dezelfde plekken. Soms uit het hoofd. Anders uit het hart. En als het luchtig is, dan weet mijn tong er wel raad mee. Maar op die lastige momenten, dan hapert ie. Woorden struikelen over elkaar, vallen in stukken uiteen nog voor mijn stembanden er trillingen van krijgen. Dan, op die momenten, dan heb ik altijd nog mijn vingers. Toch?

Thuis, in het Zuiden. Ding. What’s app, een groepsbericht. Ik lees de regels, de up-date uit dat ene ziekenhuis. Ik staar voor me uit in een waas van gedachten. DingDing … Reacties, rechtstreeks uit allerlei harten. Mijn vinger beweegt, tikt op het scherm. Dan backspace. Weer van voor af aan. En weer backspace. Alles wat je schrijft is goed. Als het uit je hart komt. Maar niets wat ik schrijf voldoet. Zo voelt het tenminste.

Het blijft moeilijk, vind ik. Op die bepaalde momenten. Woorden geven. Met mijn stem. En dus ook met mijn vingers.

Gelukkig zijn er vier woorden. Ongeschreven. Ongesproken. Wel krachtig en raak. Vier woorden. Zestien letters. Een zinnetje dat je doet.

Er zijn voor iemand.