Heuvel Op

'Elk voordeel heb z'n nadeel'. Zo was het toch, Johan? Het voordeel is dat al onze fietstochten deze week beginnen met een afdaling. En vandaag katapulteert die ons het land van onze Zuiderburen binnen. Als er iets is waar Belgen goed in zijn dan is het wel wegen asfalteren. Althans, net na de oorlog hebben ze dit ambacht uitgeoefend op de binnenwegen om er daarna niet meer naar om te kijken. De kleinere verkeersaders liggen erbij als de geteerde huid van iemand met een heftige vorm van psoriasis of een nog ergere huidaandoening. Maar dat mag de pret niet drukken. Op mijn Italiaanse tweewielerige vriend geniet ik van de inspanning en de prachtige natuur, de geur van florerende bloemen en de vliegen die op een kadaver van een koe een geweldige speeltuin hebben gevonden. Mijn fietsmaat heeft het tempo er aardig inzitten. Vooral heuvel op laat ik gaten vallen waar het Belgische asfalt bij verbleekt. Mijn kuiten genieten vroeg in de middag dan ook van een welverdiende pauze. Ze zijn ook niet gewend om te klimmen.

Jazeker, klimmen! Al is het maar een kilometer lang omhoog rijden met een stijgingspercentage van zes procent, voor mijn benen voelt het als een halve bergetappe in de Tour. Mijn absolute koninginnenrit ligt die middag nog in het verschiet. We zijn inmiddels de grens weer overgestoken naar zuiden van Limburg. We zijn weer een flink aantal kilometers onderweg en mijn onderlichaam heeft weer geproefd van de glooiingen in het landschap. Na een korte afdaling steken we een doorgaande weg over en draaien links af, na honderdvijftig meter gaan we rechts en dan is het nog tweehonderdvijftig meter. Daar staat de gewraakte driehoek met rode rand. Bijna onbeduidend fluistert het toe dat het stijgingspercentage vanaf hier tweeëntwintig procent zal zijn. Het asfalt ligt broeierig voor me als de tong van de duivel. Ik klik naar het kleinste verzet dat mijn Italiaantje te bieden heeft. Al op de eerste meters pompen mijn kuiten zich op alsof ze de Hulk naspelen. Bij elke pedaalslag lijk ik even stil te staan. Ik moet gaan staan om mijn fiets in beweging te houden. Alle zuurstof die in mijn longen past zuig ik aan. Dan snel uitademen om weer zoveel mogelijk Limburgse lucht nar binnen te pompen. Kleine riviertjes zweet vinden hun weg vanonder mijn helm langs mijn gezicht naar beneden. Mijn bovenbeenspieren lijken elk moment los te kunnen schieten. Voor me schreeuwt mijn schaduw me toe: “Trappen! Kom op, doortrappen! Niet stilvallen!” Mijn mondstaat verder open dan de ingang van de grotten van Valkenburg, maar de hoeveelheid zuurstof die erdoor naar binnen stroomt lijkt maar net voldoende om de motor draaiende te houden. Ik ga godverdomme niet afstappen, flitst het door me heen. Ik zwoeg en ploeter mijn schaduw achterna door de kleine hel die Keutenberg heet. Mijn kuiten schreeuwen het uit, beginnen aan mijn kniebanden te trekken. Net als mijn onderlichaam zich zuur van de inspanning tegen me wil keren begint de hellingshoek af te nemen. De pijn zakt langzaam weg uit mijn benen en een stiekem gevoel van trots gloeit in mijn hoofd. Na al die kilometers heb ik deze dan toch maar mooi bedwongen! Ik kan met opgeheven hoofd terug naar het appartement. Nog één nadeel te gaan.