Gedichten

Luchtkasteel

In een gebakken luchtkasteel
Omringd door holle frasen
Kroon jij me tot de koning
Der goedgelovigen en dwazen
Trakteer jij zoet als honing
De vele broodjes aap
Dat gaat erin als lariekoek
Zo sus je mij in slaap

Logeren

Het doffe roffelen als ‘t eerste rubber de klinkers in de straat likt
Als binnen een Friese staart danst terwijl een orkest van radertjes het ritme tikt
De planken vloer die zich krakend uitrekt in de aanloop naar het toilet
Een knallende verkondiging van worstenbrood als het aanrecht zich nogmaals schrap zet
En in de verte rolt het carillon zijn rinkels over de daken van de stad
Ooit waren dit geluiden uit een enorme accoordenschat
Componeerden zij samen de symfonie van een nieuwe dag
Nu, samen met die proestende lach
Nu hoor ik ze soms slechts nog zachtjes zingen
Als dierbare herinneringen

Als Ik

Als ik God was
Op zestig graden
Is het geloof dan weer onbevlekt?