Het is maar een minuut

Ik vroeg hem hoe het gegaan was. “Oh, ja goed”, zei hij. Het klonk een beetje laconiek, alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat je in je eentje op een podium een drumsolo geeft voor meer dan honderd mensen.

Vanavond is het mijn beurt. Als finalist van Schrijven voor Afghanistan, de schrijfwedstrijd van Save The Children, word ik in Den Haag verwacht. Tijdens deze finalebijeenkomst heb ik nog een laatste opdracht voor de wedstrijd te vervullen: ik moet in een minuut iets over mezelf vertellen. Wat ik van de wedstrijd vond, over mijn binding met Afghanistan, waarom ik moet winnen, of iets dergelijks.

Spreken voor publiek is niet mijn hobby. Ik kan me de spreekbeurten en presentaties op school nog levendig voor de geest halen. Aan de voorbereiding lag het niet. Maar een week van te voren had mijn ontlasting de zeven bekende kleuren. Een week lang zenuwen en ellende in mijn hoofd. En op het moment supreme trillende handen, mijn hart beukte veel te snel tegen mijn borstkas, mijn stem kneep samen in mijn keel.Dan stond ik daar, voor mijn schamel publiek van klasgenoten. Na een minuut had ik wel door of iedereen aandachtig luisterde, of ik het enigszins goed deed. En dan viel alles van me af en kon ik met een gerust hart verder. Een week zweten en drukmakerij voor niets.

Die drukmakerij heb ik nu aardig onder controle. Maar het moment dat ik voor de groep moet gaan staan is nog steeds een heftige last. Een beetje oefenen voor die 1-minuutpresentatie leek me dus geen overbodige luxe. Ik kreeg van mijn klasgenoten van de cursus Basisvaardigheden Journalistiek de gelegenheid om mijn 1-minuutpresentatie met hen als publiek te oefenen.

De eerste poging was niet om over naar huis te schrijven. Bevende handen, een samengeknepen stem van de eerste tot de laatste seconde, ternauwernood genoeg lucht om de langere zinnen eruit te persen. Na een minuut heb je wel door of … Maar ik heb maar een minuut! En toch was die poging niet voor niets. Ik ontving zinvolle kritiek en het voorstel om twee weken later een tweede poging te wagen. En ook de adviezen van een Effenaar-collega (ooit de frontman van de Heideroosjes, iemand dus met de nodige podiumervaring) heb ik ter harte genomen. Poging twee was een ruime voldoende.

Vanavond (vrijdag 10 juni) ga ik er staan. En dan denk ik heel even aan mijn grote voorbeeld: mijn neefje van veertien die een eigen drumsolo verzint en dat dan ook even doet, voor een volle zaal, omdat ie het kan. Ik ga het gewoon doen. Mijn verhaal is goed, en het is maar een minuut. Ik kan het