Wanneer zou jij?

Ze snijden een gat in je. Halen het onderdeel eruit dat je kunt missen. Herstellen, en weer verder. Tegelijkertijd geef je de ontvanger een nieuwe toekomst. De superkort-door-de-bocht-versie van een gecompliceerd medisch proces. Want het kan dus in sommige gevallen. Donatie bij leven. Die wetenschap, gemixt met de gedachte aan dat vermoeide gezichtje met die slang in haar neusje, waait vluchtig door mijn hoofd in Bedford Lane, Dublin. Terwijl ik de ode lees aan George Best. Ier. Volgens kenners één van de beste voetballers ooit. Zoop zijn lever kapot. En ondanks een transplantatie bleef hij de drank trouw.

Je lever. Dat ding doet nogal wat in je lichaam. Niet alleen giftige stoffen afbreken, zoals alcohol. Het produceert ook gal. Dat goedje zorgt er dan weer voor dat je darm beter met vetten kan omgaan. Je lever produceert belangrijke eiwitten. Bijvoorbeeld cholesterol, eiwitonderdelen voor zuurstoftransport in je bloed, eiwitten die nodig zijn om bloed te laten stollen. Je lever maakt ook nog afweerstoffen aan. Een bijzondere, multifunctionele fabriek dus. Maar wat nog wel het meest wonderlijke is van dat orgaan: je kunt er een deel van missen. Het groeit namelijk weer aan. Daarom kun je er tijdens je leven een stuk van doneren. Wist je niet? Ik ook niet. Tot anderhalf jaar geleden.

In februari van dit jaar nam de regering het wetsvoorstel van Tweede Kamerlid Pia Dijkstra voor actieve orgaandonatie aan. Dat moet verandering brengen in het grote tekort aan orgaandonoren in ons land. Het principe van het Nederlandse donorsysteem verandert nu van ‘nee, tenzij’ in ‘ja, mits’. Een goed begin. Rond die tijd was Norah net weer thuis. De 4-jarige dochter van goede vrienden ‘woonde’ maandenlang in het UMCG in Groningen. Afwisselend met mama of papa. Ver weg van haar zusjes en andere familie. Ik zag haar van dichtbij achteruit hollen, terwijl ze wachtte op een donorlever. Hier hoorde ik voor het eerst over de mogelijkheid van levende donatie.

Ze snijden een gat in je … Zo simpel is het natuurlijk niet. Vaak is één van de ouders of een familielid de levende donor. Mits er een match is. En die was er in het geval van Norah niet. Wat dan? Wachten op een orgaan van een overleden kind? De gedachte alleen al is wrang. En die andere vraag maakt het er niet beter op. Want hoeveel tijd is er nog? Probeer je even in zo’n situatie te verplaatsen. Vraag maar eens of iemand een stuk van zijn lever af wil staan voor jouw kind. Daarvoor is geen register met telefoonnummers.

Voor Norah is het goedgekomen. Maar het hele traject verdient meer bekendheid en meer aandacht. En dat geldt ook voor het vervolg. Het nieuwe leven. Voor de patiënt. Voor de donor. Voor de families die erbij betrokken zijn. Een mooie uitdaging voor Pia?

Mocht je ooit de odes bekijken in Bedford Lane. Je bestelt een ons kippenlever bij de slager. Of het fenomeen lever staat om wat voor reden ook heel even in jouw spotlights. Vraag je dan eens af: wanneer zou ik een stuk afstaan?